Geschiedenis van de Hanze
De Hanze was een organisatie van Nederduitse kooplieden, waarbij ongeveer 200 haven- en binnensteden waren aangesloten.
De Hanze had gedurende een periode van meer dan 400 jaar zeggenschap over de economie, handel en politiek, tot zij halverwege de 17e eeuw minder belangrijk werd. Geen enkele andere federatie was tijdens de Middeleeuwen en de Vroegmoderne Tijd in staat om ook maar in de buurt van een vergelijkbare invloed of expansie zoals de Hanze te komen. De Hanze bood hun leden destijds bescherming in het buitenland, was een zakelijke belangenbehartiger tegenover vreemde machthebbers, bracht hun leden handelsprivileges op en was een beslissend orgaan bij geschillen tussen de leden in de buitenlandse vestigingen door middel van een eigen rechterlijke macht.
De stedenbond, die geen statuten, geen officiële zegel en geen kas bezat en alleen verbonden was door middel van Hanze dagen, die op onregelmatige tijdstippen (meestal in Lübeck) plaatsvonden, bereikte zijn grote macht ten tijde van de Vrede van Stralsund (1370) na de overwinning over Denemarken.
Van de 13e tot halverwege de 15e eeuw beheerste de Hanze verregaand de handel in het noordelijke deel van Europa. Daardoor ontwikkelden de hanzeatische kooplieden een economische invloedssfeer, die in de 16e eeuw van Portugal tot Rusland verliep en van Scandinavië tot aan Italië en zodoende dus een gebied omvatte met een formaat van 20 Europese lidstaten. De hanzeatische kooplieden verzorgden West- en Midden-Europa met luxeartikelen, voedingsmiddelen en grondstoffen uit Noord- en Oost-Europa. Centrale overslagplaatsen van deze handel waren de rederijen van de Hanze in Novgorod (Noordwest-Rusland), Bergen (Noorwegen), Brugge (België) en Londen (Engeland).